Beroepen te Ronse, 1779-1780
Beroepen te Ronse aan de hand van een parochieregister van St Martinus , anno 1779-1780.
In de parochieregister van de St Martinuskerk van Ronse, deel huwelijken (1) van januari 1779 tot april 1780, vermeldt Pastoor Voets bij (bijna) alle personen die huwen en hun getuigen ook hun beroep (2). E.H. Voets , afkomstig uit Brussel, is pastoor in deze parochie van 1751 tot 1786.(3) Hij schrijft in een voor onze tijd zeer duidelijk lettertype en is uitgebreid met zijn commentaren. Het handschrift van geen enkele andere pastoor in de omliggende gemeenten is zo leesbaar. De vermelding van de beroepen in de parochieregisters komt nergens anders voor in de omliggende parochie’s. Wat zijn bedoelingen zijn om gedurende 16 maanden de beroepen te noteren van de mensen die huwen is nog een raadsel. Heel waarschijnlijk is dit gebeurd uit interesse voor zijn gelovigen. Eén enkele keer in die periode wordt het huwelijk door zijn onderpastoor, E.H. G. Vanderweerden, genoteerd met tevens de beroepsvermeldingen. De gebruikelijke religieuse kerktekst wordt geschreven in het latijn, de beroepen, op enkele uitzonderingen na , in het nederlands: ‘Mercator’ koopman en ‘Villicus’ landgoedbeheerder. In zijn doop- en overlijdensregisters daarentegen vermeldt Pastoor Voets nooit het beroep.
Handtekening van Petrus Voets en handtekeningen van zijn koster en organist, vader en zoon De Malander.
Pastoor Voets durfde ook een vlaamse tekst in zijn parochieregister schrijven voor een niet alledaags feit. (Foto : geboorteregister 1780)
In totaal wordt er bij 142 personen een beroep vermeld. Hiervan zijn er 101 mannen en 41 vrouwen. Deze ongelijke verhouding is te verklaren doordat meer mannen als getuige optreden bij deze huwelijken dan vrouwen.
In de achteraan bijgevoegde lijst van de namen en hun beroep wordt soms de schrijfwijze gebruikt zoals geschreven door de pastoor. De namen staan in chronologische volgorde. Ook zijn er enkele personen die buiten Ronse geboren zijn, opgenomen. Zij kwamen naar Ronse om in de St Martinuskerk te huwen en misschien in Ronse te blijven.. Wat ook blijkt uit de doopregister van hun kinderen, geboren in de St Martinusparochie. Deze zijn in de lijst aangeduid met *. De gehuwden zijn vet gedrukt.
Politieke situatie in 1779-1780
De Zuidelijke Nederlanden stonden onder het bewind van de Oostenrijkse Habsburgers met Jozef II als keizer en mederegent samen met zijn moeder Maria Theresia van Oostenrijk. Te Ronse was H. Vanhove meier en Ph. Magherman 1° schepen.(9) Het is de periode van de Verlichting, waarbij het verstand meer aandacht kreeg en het geloof een persoonlijke zaak was voor ieder mens. Hier in dit parochieregister werd bij een religieus gebeuren, het huwelijkssacrament, iets echt wereldlijks vermeld in dezelfde tekst, het beroep. Een snuifje Verlichting.
Enkele vernoemenswaardige beroepen
- Gaspar De Malander was toen koster in de kerk en zijn zoon Martinus Josephus De Malander was organist. Heeft de zoon de naam Martinus gekregen omdat vader koster was in die kerk? Deze personen treden dikwijls op als getuige bij een huwelijk omdat ze ook steeds aanwezig waren bij een kerkdienst.
- Petrus J.Gosse is kamslager; =vervaardiger van weeframen.
- Joannes Aug. Vandeputte staat vermeld als procurator van ‘Collegii baii Lovanii’. Hier wordt het Baiuscollege (rechtscollege) te Leuven bedoeld.(12) Dit was natuurlijk geen beroep in Ronse maar toch vermeldenswaardig als geboren Ronsenaar te Leuven verblijvend aan de universiteit. De universiteit van Leuven was toen nog onderverdeeld in verschillende ‘colleges’ die hun eigen hierarchie hadden met aan het hoofd een procurator.
- Carolus J. Carlier : lattecliver
Uit grote stukken hout werden door verschillende splijtingen steeds kleinere latjes bekomen die gebruikt werden voor stucwerk en bepleistering van plafonds en muren. Een beroep dat tot begin 20°eeuw bestond. (foto zie Ter illustratie)
- Joannes B. J. Gahide: musicus in de St Hermes collegiae.
- P.J. Hubau : ‘ketser’, molenaarsknecht
- P.Fr. Vandergheynst : ‘villicus’ , landgoedbeheerder
- P.P. Kint : ‘facteur in graan’. Dit is een persoon die graan bewaart en dooreenwerkt om het broeien en duf worden tegen te gaan. Tevens dreef hij handel met deze granen onder strikte reglementering. In 1791 werd dit ‘patent’ bij wet, die zelfs doorliep tijdens het Hollands bewind, geregeld.(7)
Economische verhoudingen
In de totale groep personen (n=142) met een beroep vermeld, komen er naast de koster en de organist van de St Martinuskerk volgende aantalen voor bij de 27 (25 + koster + organist) verschillende beroepen:
Pachters : 9
Koopman/vrouw : 6
Herbergier(ster): 5
Smit : 4
Kleermaker(ster) :3
Naaister : 3
Hoedenmaker : 3
Metser : 2
Paardeknecht : 2
Procurator : 2
Steenbakker : 2
Spellewerkster : 2
Militair :1
Facteur in graan : 1
Hoevenier : 1
Wagenmaker : 1
Dienstmaagd : 1
Pachtershandknecht : 1
Schoenmaker : 1
Kamslager : 1
Voerman : 1
Beenhouwer : 1
Winkelier (♀) : 1
Timmerman : 1
Lattecliver : 1
Van de 101 mannen bij wie een beroep genoteerd staat, zijn er 51 wevers (50%). Bij de vrouwen zijn er 25 spinsters (61%). De wevers waren de grootste groep arbeiders bij de mannen en de spinsters bij de vrouwen.
Ronse was toen al een textielstad. Maar de wolweverij begon te verminderen en de vlasweverij werd rendabeler. Zo haalt Br.Emmanuel (4) Oscar Delghust aan als hij schrijft dat in 1789 er in Ronse 500 families zich bezighielden met linnenindustie en er 600 getouwen lijnwaad fabriceerden en slechts 40 molton weefden. Dit textielwerk werd vooral gedaan thuis. De arbeider ging de grondstoffen halen bij de koopman, bij wie hij tevens zijn afgewerkt produkt afleverde.(6)
Schrijfcapaciteiten
Het merendeel van de gehuwden en getuigen kunnen hun naam niet onder de tekst schrijven en tekenen met een kruisje. Naast het kruisje wordt dan ‘nescientium scribere’, ‘kan niet schrijven’, gezet door de pastoor.
Toch zijn 58 personen (41%) in staat om hun naam te schrijven. Bij de pachters kunnen 7 van de 9 personen hun naam schrijven; bij de koopmannen/vrouwen 5 van de 6 en bij de herbergier(ster)s 4 van de 5. Het is logisch dat kunnen-schrijven een noodzaak is bij deze beroepen. Kopen en verkopen vergt geschreven notities. Daarentegen zijn er slechts 10 wevers van totaal 51 die hun naam kunnen schrijven en 3 spinsters van de 25.
Volgens G.De Rouck was 97% van de bevolking ongeletterd in 1772.(6) Dit lijkt mij wel een zeer hoog cijfer als uit deze kleine steekproef 41% als geletterd genoteerd kan worden. In 1774 werd er door Maria Theresia van Oostenrijk een schoolplicht ingevoerd voor kinderen tussen 6 en 12 jaar. Maar dit kan dit grote verschil na 5 jaar schoolplicht niet verklaren. Echter 70 jaar later, in 1850, verklaart 70% van de vaders niet te kunnen schrijven bij de aangifte van hun kind.(11)
Degelijk onderwijs was er toen niet in Ronse.(5) De jongens konden les volgen bij het St-Hermeskapittel en de meisjes in het klooster van de Zwarte Zusters. De Paters van het Oratorie startten een college in 1712 waar uitsluitend in het latijn les werd gegeven. (6) Dit bleef bestaan tot 1787. Dit college was niet de plaats waar de werkman uit Ronse les ging volgen. De stad subsidieerde wel enkele particuliere scholen.
Zo is er één persoon die zijn naam niet vermeld maar een tekening maakt : Maria J. Vanwinghen signeert met een tekening van een vogel. Refereert ze hier naar de adelaar op het schild van Ronse?
J.B. David hangt aan zijn naam enkele solsleutels en de afkorting ‘pra’ als procurator.
In de lijst staat naast hun naam (S) indien deze persoon in staat was zijn naam te noteren in de parochieregister.
Vergelijking van de beroepsbevolking in 1719 en in 1779-80
In zijn studie over de brand in 1719 te Ronse heeft H. Bockstal (10) ook een beroepenanalyse gemaakt aan de hand van de verslagen van de geleden schade en de slachtoffers. Er waren toen 136 personen vermeld met hun beroep. In deze groep van 1719 waren er 65 verschillende beroepen genoteerd. In de parochieregister van 1779 zijn 142 personen vermeld met maar 27 verschillende beroepen. Blijkbaar had het centrum van Ronse (1719) relatief naar de oppervlakte, een grotere beroepsdiversiteit dan de stad in zijn geheel(1779). De grootste groep in 1719 waren de herbergiers (14%) ; in 1779 waren dat de wevers bij de mannen (35% van totale groep, n=142) en spinsters bij de vrouwen (17% van de totale groep). In 1719 werd geen enkele spinster vermeld. H. Bockstal verwonderde zich over het feit dat de wevers in 1719 zo’n kleine groep (n=3) waren en schreef dat toe aan het feit dat “ weven meestal uitsluitend in de buitenstad beoefend werd “. Misschien logisch aangezien de vermelde bevolkingsgroep van 1719 uitsluitend bewoners waren van het centrum van de stad dat getroffen was door de brand en de personen uit 1779-80 uit alle hoeken van de stad kwamen. Tevens situeert zich de jongere groep 60 jaar later. In die periode kan er al een zekere evolutie gebeurd zijn naar nog meer textielarbeid te Ronse.
Nawoord
De beroepenvermelding gedurende deze korte periode (16 maanden) geeft natuurlijk geen volledig correct beeld van de beroepen en economische verhoudingen in Ronse einde 18°eeuw. Maar het geeft toch een aanwijzing hoe de arbeid verdeeld was in die tijd. Dat textielarbeid het meest beoefende werk was is zeker duidelijk. Opmerkelijk is ook dat als de bruidegom als beroep pachter opgeeft , de bruid ook ‘pachteresse’ is.
Meestal trouwde een wever met een spinster en hadden de ouders ook dat beroep. Bij een broer en zus, komt meestal ook beide beroepen samen (wever en spinster) voor.
Nergens werd de term ‘zonder beroep’ gebruikt. Iedereen had blijkbaar werk. De term ‘huisvrouw’ bestond nog niet. Andere beroepen zoals geneesheer, apoteker en molenaar komen te Ronse in die periode natuurlijk ook voor maar door de korte tijd van die vermelding in de parochieregister zijn ze toevallig niet vermeld. Zoals een voorbeeld van een geneesheer hier onder aantoont.
Parochieregister St Martinuskerk, 1785: Jacobus Franciscus Wallemacq, geneesheer.
Ter illustratie
■ Beroepen, werken, handelen, alles draait om geld.
Deze munt ‘Liard’ werd gebruikt voor het geldverkeer in die periode.
■ Standbeeld “ Lattenkliever” te Beernem. (8)
REFERENTIE’S
(2) Parochieregister St Martinus, huwelijksregister, 1779-1780, folio 3507 tot folio 3511.
(3) Sint-Martinus Ronse, 1896-1996. Boek uitgegeven ter gelegenheid van 100-jarig bestaan van nieuwe St Martinuskerk.
(4) Br. Emmanuel-M, Proeve van geschiedenis van de textielnijverheid en het textielonderwijs te Ronse
(5) J.Verschaeren, Het lager onderwijs te Ronse (1795-1830), Annalen 1972, GOKRTI
(6) G. De Rouck, Ronse..de tijd langs, ZV-Trefcenter, Ronse, 1983
(7) Handleiding der patent-pligtigen, Gouvernementsdrukkerij, Amsterdam, 1811
(9) O.Delghust, Liste des magistrats communaux de la ville de Renaix (1300-1951), Renaix, 1951
(10) H.Bockstal, 31 maart 1719 De brand van Ronse, Annalen, GOKRTI, Ronse, 1961
(11) Luc Vandevelde, De Koninklijke fanfare (1849-1940), Annalen, GOKRTI, Ronse, 1985
(12) Waelkens, Geschiedenis van de Leuvense rechtsfaculteit, Brugge, Die keure, 2014
Lijst van namen en beroepen
- I.J. Peutte : koopman (S)
- M.J. Carton: koopvrouw (S)
- A.J. Carton: koopman (S)
- G. De Malander : koster (S)
- C.N. Carlier : wever
- A.C. Baert : spinster
- H. Baert : wever
- F.J. Baert : wever
- A. Camfijn : hoevenier (S)
- A.I. Van Coppenolle : naaister (S)
- A.L. Delplace: pachter (S)
- A.C. Dewolf : pachteresse (S)
- G. De Malander : koster (S)
- M.J. De Malander : organist (S)
- P.F. Heylens: wever
- M.J.Heyse : spinster
- P.J. Heyse : wever
- J.B. Heyse : wever
- A.J. Rabeau : pachter *
- G. Vivier : pachteresse
- Al.J. Rabeau : pachter (S)
- P.P. Vivier : pachter
- P.F. Meri : wever *
- M.C. Delcourt : spinster
- P.J. Delfosse : pachtershandknecht
- J.B. Delfosse : koopman van wol *
- N. Ghent : metser
- M.A. Blauw : spinster
- J.N. Ghent: metser (S)
- M.J. Mortie : timmerman (S)
- J.F. Francois : smit (S)
- C.J. Flament: spinster (S)
- P.J. Gosse : camslager (S)
- J.B. Provot: smit (S)
- J.B. Delmil : wever
- A.M. Vanderspiegel : spinster
- J.B. Vanderspiegel : wever
- P.A. Mahu : wever
- C.L. Delteure : spinster
- P.F. Delteure : wever
- Ch. Delteure: wever
- J.F. Gourdin : wever *
- M.R. Pottie: spinster
- J.B. Gourdin : wever (S)
- P.J. Bridoux : wever (S)
- P.F. Landrie : wever
- A.F. Depelcein : spinster
- P.A. Landrie : wever (S)
- B. Landrie : wever
- N.Gevat : schoenmaker (S)
- A.T. Devieviere : spellewerkster (S)
- N.F. Tassart : steenbakker * (S)
- M.E. Vandeputte : pachteresse (S)
- J.A. Vandeputte : procurator (Collegii baii Lovanii) (S)
- T.J. Tassart : steenbakker (S)
- P.F. Masselan : paardeknecht (S)
- C. Blommaert : spinster (S)
- P.J. Baert : wever
- Fl. Raevens : spinster
- H. Raevens : wever
- J.B. Bridou : wever
- L.J. Quievreux : koopman (S)
- M.M. Lesaffre : herbergierster * (S)
- J.B. Masselan : paardeknecht * (S)
- P.J. Couteau : herbergier (S)
- L. Tonniau : wever
- A.C. Massez : spinster
- P.A. Tonniau : wever
- P.F. Vandergheynst : herbergier (S)
- J. Gerardi : kleermaker (S)
- M.C. Cappet : dienstmaagd
- B.J. Vandenhende: herbergier (S)
- P.G. Malaine: smit *
- M.A. Massez: naaister (S)
- P.P. Kint : facteur in graan (S)
- P.J. Miches : wagenmaker (S)
- S.P. Bridoux : werkman *
- M.C. Pottie: spinster
- J.B. Vandergheynst : pachter (S)
- A.C. Vandergheynst : pachteresse (S)
- D. Deruycke : herbergier (S)
- C.J. Van Erpe : wever
- J.L. Beufkens : spinster
- P.F. Beufkens: wever
- P.J. We?ts : wever
- Fl. Anton : spinster
- J.B. Vanwalleghem : wever
- P.F. Miclot : wever (S)
- M.J. Vanwinghen : spinster (S?)
- C. Miclot : wever
- J.P. Belijn : wever (S)
- M.A. Vandenhende : spinster
- J.P. Belijn : wever
- C.L. Vandenhende : wever (S)
- E.J. Kielemoes : wever (S)
- A.T. Delaurier : spinster
- F.L. Kielemoes : militair
- J.B. Delaurier: voerman (S)
- P.F. Laurent : paardeknecht
- M.C. Muyte : spinster
- L.F. Vandergheynst : wever (S)
- M.C. Ruyfelaer : spinster (S)
- A.E. Vandergheynst : wever
- P.D. Hantson : wever
- C.J. Carlier : lattecliver (S)
- M.E. Huyge : koopvrouw (S)
- J.B. David : procurator (S)
- F. Buys : voerman
- J.B. Gahide : musicus (S)
- J.J. Cambier : spellewerkster
- P.J. Rousseau : smit
- I. Baccau : winkelier
- J. Kint : wever
- P.F. Vandorpe: hoedemaker (S)
- J. Debisschop : wever
- I.A. Vandenhende : spinster
- J.B. Vandendaele : wever
- M. ’t Kint : wever
- A.J. Delcoigne : spinster
- L.J. Delcoigne : wever
- J.F. Cambier : schoenmaker
- M.T. Jolijt : naaister
- P.F. Penson : hoedemaker (S)
- C.L. Vandenhende : wever (S)
- P.J. Hubau : ketser
- M.A. Denachtegael : spinster
- E.J. Dubus : wever
- F.J. Muyte : wever
- M. Lebrun : spinster
- C.J. Hooreman : wever (S)
- J.M. Fostier : beenhouwer
- A.M. Delvaux : spellewerkster
- P.A. Delvaux : wever
- J. Vanbaeten : bakker (x Fostier, zonder vermelding van beroep)
- L.J. Delfosse : wever
- P.F. Vandergheynst : villicus, landgoedbeheerder
- M.A. Dewolf : spinster
- J.Ph. Bellin : wever
- N. Bellin : wever
- J.J. Descandre : wever *
- M.J. Wick : kleermaakster
- P.F. Descandre : wever * (S)
- A.J. Descandre : wever * (S)