Valère Depauw wordt geboren te Ronse op 7 apr 1912 uit Leon Depauw en Eulalie Dierickx. Zijn vader was textielfabricant : "...twee paarden, waarmee mijn broers vijf dagen van de week over de taalgrens trokken om er op de markten de weefsels, door vader gefabriceerd, aan de Walen te verkopen,...". (uit : Uit alle dalen der herinnering) Valère volgde de middelbare school in het Rijksonderwijs te Ronse. In 1938 opende hij een boekenwinkel in Gent. Tijdens WO2 was hij krijgsgevangene in Oostenrijk.(3) Als schrijver gebruikte hij maar liefst 13 verschillende pseudoniemen : Piet Canneel, Bernhard van Goor, Jan Eyck, Jerome de Grijse, Peter Pann, Jean Montreal, Georges Darius, René Solitaire, Nicole Ménetier en Claudine Lagarde.(1) Piet Canneel is tevens een personage, hoofdredacteur van Blik, in zijn boek 'Moord op de M.U.T'. Verschillende van zijn werken zijn vertaald en uitgegeven in het buitenland : Duitsland, Wales en Nederland. Hij overlijdt te Brasschaat op 2 aug 1994.
* TAVI : werd geschreven tussen maart 1936 en mei 1937. De illustraties in het boek zijn van Martha Van Coppenolle. Oorspronkelijk was Tavi geen boek maar een toneelrevue om de toneelgroep 'Voor taal en volk' van de Volksbond te Ronse financieel te helpen.(1) De eerste opvoering was in 1934. Valere Depauw schrijft zelf dat het was om 'De kring van jonge mannen' financieel te helpen.(3) Deze revue werd geregiseerd door de voorzitter Alfred Vindevogel en Maurice Flamant dirigeerde het orkest. In 1941 was men al aan de 4°druk van het boek. Het Davidsfonds brengt in 1979 een luxe uitgave uit met foto's en een voorwoord van de schrijver. Een franstalige versie werd ook uitgegeven in 1939 bij Les éditions de Belgique te Brussel, vertaald door W. Verspeyen.
* JULES BONNEMINE : uitgegeven in 1940 en opgedragen aan zijn ouders. Dit boek werd toen ook in Nederland uitgegeven. De inspiratie voor dit boek zou Valère Depauw gehaald hebben bij Jules Goeminne die een winkeltje had in de Kerkhofstraat te Ronse: Goe-minne , Bonne-minne. Jules Goeminne, geboren te Ronse, 12.4.1872 overlijdt te Ronse in juli 1935, 63 jaar oud.
Sébastien Bonnemine, een Waal uit Pecq, komt zich in de grote stad vestigen. Hij begint er een winkel met allerlei goedkope spullen en weet door allerhande vieze praktijken een behoorlijke som geld te verdienen. De familie heeft maar één doel : geld verdienen. Na zijn dood en de dood van hun moeder maken de kinderen het plan om niet te trouwen en de zaak samen verder uit te bouwen. Eén van die kinderen is Jules Bonnemine, de zoon met de grootste ondernemingsgeest. Jules besluit ondanks de vroegere belofte en de tegenstand van zijn familie om te trouwen. Dit gaat echter niet door aangezien de toekomstige bruid reeds getrouwd was, wat Jules niet wist en hem pijnlijk medegedeeld wordt door haar man. Een volgende liefdesaffaire mislukt ook door een dispuut in de 'Konijnenclub' met la Veuve joyeuse met wie hij een goede relatie had. Met de dochter van de bazin van het lokaal van de gilde 'St Sebastiaen', Rosalie, loopt het ook slecht af. Zijn taak als regisseur in de toneelkring van de Concordia 'De Minnaars van de kunst' en zijn avanches naar Solange, zijn geliefde in hun toneelstuk, lopen uit op een sisser. Via een huwelijksadvertentie in een krant ontmoet hij toevallig weer la Veuve joyeuse en de grote liefde ontwaakt.
De raakpunten met Ronse: Jules' vader komt uit Pecq en vestigt zich in de grote stad (Ronse?); er is sprake van een nieuwe kerk en een nieuwe wijk in die stad (St Martinus); een Kerkplein en Grote Markt; handbooggilde St Sebastiaen; de toneelgroep "De taal is gansch het Volk" van de werkliedenvereniging Rerum Novarum refereert naar "Voor taal en volk" van de Kristen Volksbond en hun tegenstanders worden aangehaald als "rijke franskiljonsche conservateurs van de Concordia" (Patria).
* VAN TWEE SUKKELEERS : uitgegeven in 1940
Farildeke en Meeas Biebuyck wonen in een huisje in de Moortelstraat. Vijf 'kaduke huizekes' in die straat zijn eigendom van mijnheer Bervoets. Door een verkeerd uitgedraaide erfenis hebben ze enkel recht op een kleine geldsom en om gedurende 10 jaren gratis te wonen in één van die huisjes van die erfenis. Bervoets, geen familie, heeft zich de erfenis kunnen toeëigenen in hun nadeel. Na 10 jaren komt de eigenaar het huurgeld vragen en begint voor hen een ware lijdensweg. Meeas is geen gedreven wever die mooie stoffen aflevert en Farildeke moet rond komen met spinnen en verkoop van eigen geteelde groenten. Stilaan geraakt hun spaargeld op. De fabriek waar beide voor werken kent grote problemen. Meeas sterft. Farildeke blijft ondanks de slechte gang van zaken trouw aan haar werkbazen.
Er zijn verschillende raakpunten met Ronse : Moortelstraat; wevers en spinsters, zowel in fabriek als thuis; Pier Putifa, een voddenmarchand die ook in Tavi wordt vernoemd; textielbaronnen.
* HET LATE GELUK VAN REMI ZWARTEKENS : geïllustreerd met pentekeningen van Victor Guienen en ook aan hem opgedragen.
Remi Zwartekens schrijft gedichten op de 'oude manier', met rijm. Zijn vrouw is een grote aanbidder van zijn poëzie. Op het ministerie waar hij werkt ontmoet hij Wittevrongel, een 'ondergeschikte', die ook gedichten schrijft, 'moderne gedichten' zonder rijm en publiceert in tijdschriften. Remi Zwartekens wil natuurlijk ook niks liever dan publiceren en met de hulp van Wittevrongel slaagt hij daarin. Maar ondertussen is Wittevrongel al aan de uitgave van een dichtbundel, die goed verkoopt. Met de hulp van zijn kunstvriend Wittevrongel slaagt Remi Zwartekens erin ook een bundel te laten drukken maar de verkoop is geen succes. Hij besluit te stoppen met gedichten te publiceren en alleen nog verzen die rijmen te schrijven voor zijn vrouw.
* DE 15° COMPAGNIE : uitgegeven in 1943
Mei, 1938
Taafken De Wilde komt als eerste aan in de kazerne te Gent. Hij en vele andere zijn de nieuwe schachten. De nieuwkomers worden eerst in compagnies onderverdeeld. Taafke zit in de 15°. Eerst krijgen de nieuwe recruten hun kleren. Er wordt onderling gewisseld totdat de juiste maat bij iedere soldaat hoort. Ze krijgen een bed en een kast toegewezen en na enkele dagen volgt het medisch onderzoek en het examen. Taafken kan bij dit medisch onderzoek zich niet bedwingen als hij onderzocht en gekieteld wordt. Als soldaat is hij voorbeeldig en zeer behulpzaam voor zijn oversten. Maar eigenlijk is er geen hoofdfiguur in dit boek.
Dit boek beschrijft de lotgevallen van een compagnie tijdens hun legerdienst met uitgebreide beschrijving van de soldaten, van de gewone piot tot de commandant. Het kazerneleven met weinig verhaal.
* OFFERGANG : uitgegeven in 1944. Deze novelle werd in 1963 samen met 'Kerstvieren in het Stalag' en 'Een man keert terug' uitgegeven in pocketvorm.
WO2. Belgische soldaten worden krijgsgevangene genomen aan de vuurlinie. Peter, één van deze krijgsgevangenen voelt zich schuldig nog te leven. Zopas zijn 2 vrienden gestorven. Tijdens de lange vermoeiende tocht naar een onbekende bestemming denkt hij terug aan zijn vrouw Jenny. Er wordt de gevangenen verteld dat ze bij hun aankomst in Antwerpen vrij zullen gelaten worden. Peter wordt tijdens deze tocht geholpen en begeleidt door Jenny. Dit stelt hij zich voor; zo is voor hem de werkelijkheid. De plaats van bestemming wordt veranderd. Het wordt het eiland Walcheren. Een boot brengt ze naar de andere oever van de Schelde. Jenny blijft achter, maar ze zullen elkaar terug zien, roepen ze naar elkaar.
* KERSTVISIOEN IN HET STALAG
WOII, 1940, krijgsgevangenenkamp in Gneixendorf aan de Donau. Walter, één van de gevangenen, krijgt er bezoek van zijn vrouw Martine. Eenzame maanden gaan voorbij. Walter krijgt een brief van Martine waarin ze vertelt dat ze zwanger is en hun kindje wordt met Kerstmis verwacht. Tevergeefs wordt er gehoopt om met Kerstmis terug thuis te zijn. Walter gaat naar de middernachtmis bij de Polen.
* WIJ, ARTIESTEN Dit boek verscheen periodiek in De Ronsenaar in 1960.
Paul Geerts, kunstschilder, woont in een pand te Gent samen met verschillende andere huurders. Hij ontmoet Evelyne en ze trouwen vlug want zij is zwanger. Het kind willen ze niet houden en hun huwelijk loopt slecht af......
* KRONIEKEN VAN REINAART : uitgegeven bij Manteau in 1944. Het is een bundel van zeer korte verhalen en situatie's.
De schrijver wordt bij de belastingontvanger geroepen; hoort in de wachtzaal de klaagliederen van iedereen die ook opgeroepen zijn om in hun ogen onrechtvaardig te moeten betalen aan de staat. / De nieuwsuitzendingen op de radio tijdens de oorlog gebeuren altijd op het slechtste moment : tijdens het eten en wanneer de andere gezinsleden willen babbelen. Dit kan tot een echtscheiding leiden als de oorlog niet vlug gedaan is. / Lofrede aan de haring, die toevallig tijdens de moeilijke oorlogsjaren, zich massaal verzameld heeft voor onze kust en zo een ruilhandel heeft doen ontstaan tussen stadsbewoners en boeren. / ...
* PEER GYNT, uitgegeven in 1946
* WIJ, INCIVIEKEN : uitgegeven onder de pseudoniem Piet Canneel
* Vindevogel Terechtstelling en "proces" : uitgegeven in 1949 onder de pseudoniem Bernard Van Goor.
Het boek begint met een verslag van de laatste 2 dagen van Leo Vindevogel voor zijn terechtstelling: zijn geestelijk testament dat hij dan neerschrijft, de opsluiting in de dodencel, het weerzien van zijn familie, een slapeloze laatste nacht, de executie en het genadeschot.
* NIET JAMMEREN BROERS : uitgegeven in 1950 onder de pseudoniem Piet Canneel.
* DIE VAN 'T GANGSKE : werd uitgegeven in 1949. In 1950 wordt dit boek uitgegeven in Duitsland als 'Die himmelblaue Gasse'. Tevens uitgegeven in Nederland, waarbij achteraan het boek een ' Verklaring van enkele vlaamse woorden' bijgevoegd was.
Het verhaal speelt zich af in Bamrode met toch enkele verwijzingen naar Ronse : een gangske (een koerke), in Ronse een veel voorkomende woningsvorm, een Peperstraat en een café " Den keizerlijken dragonder", een bekend cafénaam in Ronse. Oscar en Leopoldine Hemeleers hebben een café en een winkel in het Gangske van de drie Duiten. Oscar is nogal onhandig in de winkel en Leopoldine kan hem daar hevig mee sarren. Hun zoon Jean is met glans afgestudeerd als elektrieker. Honoré Hoebeke, liberaal gemeenteraadslid en worstenfabricant heeft Alfred Koekelberghs, iemand uit het Gangske, gevraagd op de liberale verkiezingslijst te staan. Niet iedereen uit het Gangske is daar blij mee. Er volgt een harde verkiezingsstrijd. Hoebeke wordt verkozen en wordt schepen van Openbare werken. Jean Hemeleers heeft werk gekregen bij Hoebeke en ontmoet er de dochter Antoinette. Verliefdheid ontstaat bij beide. Hoebeke heeft als schepen de plannen om Bamrode te verfraaiën en de afbraak van het Gangske is daar een onderdeel van. Dit stuit natuurlijk op veel tegenstand van de bewoners. Antoinette is ook tegen die afbraak. Hoebeke wil zijn grond palende aan het Gangske in waarde doen stijgen. De oplossing komt van zijn dochter. Via Jean kunnen ze hem overtuigen zijn grond af te staan aan de stad om er werkmanshuizen op te zetten voor de bewoners van het Gangske. Deze doordachte gift levert Hoebeke de zetel van burgemeester op.
* OPDRACHT IN GUERNIKA
Het verhaal speelt zich af tijdens de onafhankelijksheidsstrijd van de Baskische ETA groep.
Een meisje komt aan in een klein Baskisch dorp, zet zich op een terras op het marktplein en wacht op de komst van een man, Jacinto. De man komt niet, dus maakt ze een wandeling naar de haven. Een boot wordt daar onderzocht door de Spaanse politie. Wanneer zij de kerk bezoekt in het dorp, komt een kleine jongen haar opzoeken en vraagt haar mee te komen. Er is iets gebeurd met Jacinto. Jacinto is neergeschoten in de strijd van de Basken, in de strijd van Euskadi en de vrijheid. Er zit een verrader binnen de ETA, die de schuld draagt van de gevangenneming van haar broer. De volgende dag wordt zij door een andere man aan haar hotel opgehaald. Eerst te voet, daarna met een vrachtwagen willen ze de grens oversteken. Zij wil de leiding van de ETA verwittigen voor de onveilige bergpas en het verraad van nr. 37. Ze naderen de Franse grens. Een Spaanse patrouille staat echter op de uitkijk. Ze moeten schuilen en wachten tot de ochtend om de grens over te steken. Zij, Miren moet eens in Frankrijk wachten in een hoeve om opgehaald te worden. Graag had ze dat Kepa, haar begeleider daar ook bleef maar dat kan niet. Ze wordt bij de leiders van de ETA gebracht, in een verlaten huis. Hen vertelt ze haar verhaal maar komt daar ook te weten dat haar broer gestorven is. Merin verblijft daarna terug enkele dagen op de hoeve in de bergen. Ze wil daar tot rust komen. Tussen haar en Kepa ontspringt liefde. Er wordt haar gevraagd naar Guernika te gaan, daar een job te vinden en een opdracht uit te voeren voor de ETA. Nummer 37 wordt met een list de bergen ingelokt, overmeesterd en daar ter plekke door de leider berecht en gedood. Miren was bij de berechting en heeft de verrader moeten herkennen. Nummer was de enige verrader die de ETA ooit heeft gekend.
* HET LIED VAN DE OUDE GETOUWEN : werd uitgegeven in 1946 en is geïllustreerd met pentekeningen van E.Hermans. Dit boek werd in delen gepubliceerd in 'De Ronsenaar' van 1954-1955 en ook uitgegeven in het duits met als titel 'Die Wieringer'.
Uit de tekst in dit boek over een weversfamilie Wieringer blijkt duidelijk dat Valere Depauw een grondige kennis heeft van het weven en het weefgetouw. Pieter-Jan Wieringer, gehuwd in 1853 met Cathelijne Schotte, heeft in Lierde een textielbedrijfje waar ze eerst linnen en daarna katoen weven. In 1861, door de Amerikaanse Secessieoorlog, wordt er weinig katoen ingevoerd maar Pieter-Jan heeft een grote voorraad en kan daardoor dat jaar veel winst maken. Het echtpaar krijgt 3 kinderen maar zijn vrouw Cathelijne sterft in het kraambed. Na een harde rouwperiode begint hij opnieuw te weven en volgt de nieuwe trends met andere kruisingen en weefgetouwen met acht schachten. Met de pastoor die ontdekt heeft dat Pieter-Jan de bijbel leest, wat toen verboden was door de Kerk, heeft hij geen goede relatie. Dit verergert nog wanneer dochter Antonia een liefdesrelatie heeft met een protestant uit Droesbeke. In de lente van 1880 verhuist Pieter-Jan om economische redenen naar Steenbrugge. Met Steenbrugge bedoelt de schrijver duidelijk zijn geboortestad Ronse. Hij beschrijft " Groote markt....in het midden verhief zich een obelisk en leeuwenmuilen aan de vier hoeken van het monument spoten water in groote arduinen bakken". De zaken gaan goed en er wordt personeel, waaronder een vertegenwoordiger, aangeworven. Marin, de oudste zoon, huwt een meisje uit Lierde. Het meisje komt uit een arm gezin en dit huwelijk is tegen de zin van Vader, Pieter-Jan. Mathias heeft ondertussen ook een meisje leren kennen uit de buurt. Via hun vertegenwoordiger leert hij het nieuwe weefgetouw kennen met een 'armuur' en slechts één 'getert'. Hij probeert het na te maken want dit systeem biedt heel wat meer mogelijkheden bij het maken van 'dessins'. Wanneer Bruneel, de vertegenwoordiger, overloopt naar Lagrange, moet Pieter-Jan zelf de klanten bezoeken. De zaken gaan minder goed en er moeten arbeiders afgezet worden. Het is Mathias gelukt om het armuur te maken. Op kerstavond wordt hij uitgenodigd bij de familie van zijn vriendin, Maria Lobert. Met de armuren op alle weefgetouwen te plaatsen, boeken zij enorme vooruitgang. De zaken draaien zeer goed en er wordt bijgebouwd. Bruneel, hun vroegere vertegenwoordiger, wordt op zijn aandringen terug in dienst genomen. Door vooruitgang in de mechaniek van de getouwen zijn er minder wevers nodig, 2 getouwen voor één wever. De vele afgedankte wevers komen in opstand. Er breekt een staking uit bij Lagrange maar niet bij Pieter-Jan en hij maakt van de gelegenheid gebruik om wevers aan te werven en de productie op te drijven. Lagrange kan zijn activiteiten hervatten door wevers van buiten Steenbrugge aan te nemen. Een optocht van de stakers eindigt in de fabriek van Lagrange waar grote vernieling wordt aangericht. Mathias kan dit met eigen ogen zien maar tijdens de oproer geraakt hij ernstig gekwetst. Ook de fabriek van Pieter-Jan Wieringer ontsnapt niet aan de verwoestingen en wordt in brand gestoken.
* TOCH LAMMEREN BROERS : geschreven onder de pseudoniem Piet Canneel, uitgegeven in 1950 met tekeningen van Kris Van Den Langenberg.
Toone, een cafézanger, is na de oorlog aan lager wal geraakt. Na geinterneerd te zijn geweest en een paar keer in de gevangenis te zijn beland, leeft hij als straatloper in het station van Brussel. De schrijver kent Toone van vroeger en ontmoet hem daar terug. Toone vraagt hem een boek te schrijven over diegene , 'de Zwarten', die door de oorlog moeten lammeren, moeten boeten, moeten betalen voor hun daden tegen de staat. Valere Depauw, alias Piet Canneel, beschrijft in dit boek verschillende personen, verschillende Zwarte die gebroken zijn door de afrekening na de oorlog.
Magda Van Cortenberg, een jonge vrouw, zit in de gevangenis en heeft daar een kind gekregen dat na enkele maanden gestorven is. Zij is beschuldigd als journalist van vijandelijke propaganda. Om de schadevergoeding te kunnen betalen moeten haar eigendommen verkocht worden. De enige die haar komt bezoeken is haar moeder. Moeder sterft en Magda blijft helemaal alleen achter.
Tony en zijn schoonbroer gaan eten in een restaurant dat uitgebaat wordt door een Zwarte. In de eetzaal zitten enkel mensen die niks verteren, alleen de dag daar doorbrengen. Het zijn allemaal slachtoffers van de oorlog, Zwarten en Oostfronters. Tony en Norbert geven uit medelijden die mensen te eten.
Mon Selleslagh, toneelspeler, heeft 5 jaar gekregen van de krijgsraad. Hij komt na 3 jaar vrij, kort voor de vrijlating van de schrijver. Wanneer ze elkaar na maanden terug zien na de gevangenis, is Mon nog steeds de sukkelaar, die nu schilderijtjes maakt om te overleven. 'Ik heb hem nooit meer teruggezien'.
Marc en Berten vallen voor hetzelfde meisje, Francine. Zij kiest voor Marc maar hun huwelijk is een mislukking. Beide mannen vertrekken uit bitterheid over hun liefde naar het Oostfront en komen terecht in dezelfde compagnie. Marc sneuvelt maar vraagt voor hij sterft aan Berten om met Francine te trouwen. Acht maanden later zijn ze getrouwd maar Berten wordt echter zwaar verminkt en na de oorlog moet hij de gevangenis in voor 20 jaar. Francine blijft hem niet trouw en wanneer hij in 1949 vrijkomt, is hij alleen........
* ALLEEN MOEDER : uitgegeven in 1951
Moeder Vina heeft het in Bornebeek met haar 6 kinderen moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Vader is gestorven nog voor hij het zevende kind zou kunnen zien. Kort na de geboorte sterft het kindje. Nonkel Cyriel, broer van de vader, komt het gezin helpen. Ook pastoor Ponjaard, helpt zoveel als ze aanvaarden. Voor de oogst binnen te halen komt nonkel Cyriel helpen maar daags voordien breekt hij zijn been. Hulp moet nu van bij de geburen komen, dankzij de pastoor....
* DE DOOD MET DE KOGEL : uitgegeven in 1952 en heruitgebracht in 1974. De eerste gedrukte (getypte?) exemplaren werden 'onder de toog' gekocht door Depauw/Vindevogel-sympatisanten.
Lucien, Ernest, Jules en Leo Van Petegem (Vindevogel) zitten samen in een cel. Leo komt van een andere gevangenis. Na het eten vertelt Leo over zijn gezin , over zijn zoon die aan het Oostfront streed, over zijn 2 dochters die in Duitsland werken en over zijn vrouw die met de 6 andere kinderen naar Duitsland bij hun dochter is. Hijzelf bleef in Belgie, zijn verantwoordelijkheidsgevoel hield hem hier als volksvertegenwoordiger en burgemeester. Leo schrijft een brief naar zijn schoonzuster om haar te verwittigen van zijn overplaatsing. Een vijfde en zesde gevangene vervoegt de groep in de cel, Octaaf Van Bolle, een coureur en Milou Bonnevalle. Gruwelijke oorlogservaringen vertellen de mannen van cel 85 elkaar. Leo krijgt bericht dat zijn zaak vlug zal voorkomen. Dit stemt hem niet gelukkig want hij hoopte op meer sereniteit wanneer het later zou afgehandeld worden. Celgenoot nummer 7 wordt binnengebracht : Joris Woeste, journalist. Leo en Joris kennen elkaar. Over de kloof tussen Vlaanderen en Belgie zijn beide het eens. Maar Leo wil die overwinnen met grootmoedigheid, Woeste met haat. Aan volksvertegenwoordiger K. heeft Leo 2 brieven gestuurd met de vraag om te helpen maar zonder antwoord. Francoise, de vrouw van Ernest, heeft een miskraam en Ernest mag haar bezoeken gedurende enkele uren. Op het auditoraat geroepen, verneemt Leo dat hij spoedig voor de krijgsraad zal komen. De dag dat Milou vrijgelaten wordt, krijgt Leo zijn dagvaardiging. Een ellenlange opsomming van misdaden en personen die hij (zou) blootgesteld heeft (hebben) aan vervolging door de Duitsers. Leo beseft dat dit de doodstraf wordt. De plaats van Milou wordt ingenomen door een nieuwkomer, Oostfronter, Geert Blondeel, die na een paar dagen weer wordt overgeplaatst. De voorzitter van de krijgsraad is volgens Leo zeer partijdig en tegen hem. De uitspraak komt vlug : levenslang; al had de auditeur de doodsstraf gevraagd. Beroep wordt ingediend zowel door Leo als door de auditeur. Op 30 april wordt de zaak in beroep behandeld en Leo wordt door de krijgsraad veroordeeld tot de dood met de kogel. Via een binnengesmokkelde brief van zijn vrouw komt hij te weten dat zijn vrouw en enkele van zijn kinderen gevangen zijn genomen maar ook dat zijn jongste zoon Paul gestorven is in Kaufbeuren, Duitsland. Bezoekrecht om zijn vrouw te zien wordt hem geweigerd. Er wordt een verzoekschrift tot genade opgestuurd naar de Prins-regent. Wanneer Leo bij de krijgsauditeur wordt geroepen voor een ondervraging, wordt hij door enkele gendarmes geslagen. Het verzoek tot gratie wordt afgewezen. Als laatste wens mag Leo op de dag voor zijn terechtstelling zijn vrouw, kinderen en broer ontmoeten. Een heel emotioneel afscheid. Na een laatste afscheidsbrief, 'gaat hij'.
* HEBBEN ALLE VOGELS HUN NEST : uitgegeven in 1951 en gedrukt bij Sanderus te Oudenaarde. De omslagtekening is van Frans Mertens.
1938. Thomas en Marie-Kristina, een jong gezin met één klein kind, baten een boekwinkel uit. Hij doet zijn legerdienst. Maar op het einde van zijn legerdienst krijgt Thomas terug marsbevel. Door zich ziek te laten verklaren, wordt hij opgenomen in de militaire kliniek van Leuven en kan na één week voor 30 dagen ziekteverlof krijgen thuis. 10 mei 1940, de Duitsers vallen Belgie binnen. Thomas wordt bij het begin van de oorlog krijgsgevangen genomen en moet in Oostenrijk gaan werken. Twee dagen voor Kerstmis komt hij terug thuis. In het begin vertelt Thomas weinig over zijn avonturen in het kamp, maar na enige tijd vertelt hij over hun vlooien- en luizenjacht en over de spelletjes 'muizen braden' ....
* GISTEREN IS HET MEI GEWEEST : uitgegeven in 1956 en opgedragen aan Alfred Vindevogel.(2) Een boek met een hoge toeristische waarde voor het Duitse wijnlandschap en de Duitse wijn.
Vijfenveertig gevangenen worden vanuit een stalag naar werkkampen gebracht. Ze zijn allemaal ondergebracht in een mooi groot huis. Deze krijgsgevangenen moeten werken bij verschillende boeren in de streek, in Palts in Duitsland. Marc Sebrechts komt bij een boer terecht met wijngaarden en een hoeve, waar hij goed en voldoende eten krijgt. Hij wordt er zeer vriendelijk ontvangen door de familie. Hildegarde, de dochter van de boer waar hij werkt, en hij worden verliefd op elkaar. Dit is echter verboden, zoals hem werd medegedeeld bij het begin van hun werkkamp. De Duitse commandant komt hun relatie te weten en Marc moet bij de commandant verschijnen. Hij wordt om dit 'vergrijp' om die verliefdheid op een Duits meisje, teruggestuurd naar de stalag. Om Hildegarde en haar familie te beschermen laat hij zich beschuldigen van diefstal. In de gevangenis krijgt hij te horen over een ontsnappingsplan voor hem en een mede-gevangene. Het plan lukt en hij brengt Mériel tot aan de Franse grens. Marc keert terug naar Hildegarde en ontmoet haar terug op de hoeve waar hij werkte. Maar omwille van de onzekerheid besluit hij terug te keren naar de stralag, zich aan te geven, zijn straf uit te zitten en Hildegarde later terug op te zoeken: Ditmaal voor altijd, hopen ze.
* NEVELS OVER 'T MOERVEN
Op een mooie zondag in mei maakt onze hoofdpersonage een wandeling op de heide. Hij komt er terecht op een privédomein, met een hoeve 'De acht zaligheden' en wordt door de jachtopzichter weggestuurd. Eén jaar later, tijdens zijn legerdienst ontmoet hij de zoon van de pachter van die hoeve. Na hun legerdienst bezoekt Werner, het hoofdpersonage, zijn legervriend op de hoeve. Hij voelt dat er onenigheid moet zijn tussen het gezin van vriend Balt en de jachtopziener...
* HET BRANDOFFER DAT WIJ DRAGEN : uitgegeven in 1959 en opgedragen aan zijn zoon Bernhard.
16°eeuw, streek van Oudenaarde. De Geuzen beramen een aanval op Oudenaarde om het te bevrijden van de Paapsen. De familieleden van Blommaert, Geuzenkapitein, vluchten de stad uit naar Etikhove uit vrees voor die aanval. Daar in de hoeve van Seneschal ontmoeten ze elkaar terug na 5 jaar. Oudenaarde maakt zich klaar voor die aanval. De stadswallen worden verstevigd. Doch de stad wordt op een listige manier ingenomen. Het kasteel van Bourgondië geeft zich zonder bloedvergieten over aan de Geuzen, die ook proberen om op een geweldloze wijze het stadsbestuur voor de Prins van Oranje te winnen. Blommaert, zelf afkomstig uit Oudenaarde, probeert zonder veel geweld de stad voor de Prins te winnen. De baron van Pamele, die eerst gevlucht was, is teruggekeerd en krijgt door zijn overgave een gevangen geestelijke vrij. De Geuzenbenden gaan op strooptocht; ook naar Ronse waar onder andere de zilveren relikiekast van St-Hermes en de baljuw buit worden gemaakt.......
* KAPELHOEVE, LAATSTE KANS : uitgegeven in 1962. Opgedragen aan zijn kleinkinderen Peter-Lorenz en Brit.
* BREIZ ATAO : uitgegeven in 1962, "Bretagne toujours". Een naam die ook gebruikt werd door de politieke beweging tussen de 2 wereldoorlogen, die onafhankelijk wilde voor Bretagne.
* TRIPTIEK VAN HEIMWEE EN BERUSTING : Drie aparte verhalen werden samen uitgebracht bij Vlaamse pockets in 1963 : Offergang, Kerstvisioen in het Stalag en Een man keert terug.
Een man keert terug
Een kort verhaal over krijgsgevangenen die vrijgelaten worden. Valere Depauw heeft de ervaring van krijgsgevangene zelf meegemaakt.
Luc zit als krijgsgevangene opgesloten in een Duits kamp, in Oostenrijk, Gneixendorf. Na maanden van verveling en droefheid worden er 2000 krijgsgevangenen vrijgelaten. Luc is bij de gelukkigen. Voor hun vertrek krijgen ze elk een volledig brood en een grote worst. In goederenwagons vertrekken ze naar huis. Luc heeft tijdens zijn gevangenschap steun gevonden in de brieven die hij kreeg van zijn vrouw Nora. Hij houdt van haar ook al heeft hij een avontuurtje gehad met haar nicht, Roberte. Na een koude nacht op de trein, een slapeloze nacht, komen ze aan in Antwerpen, eindstation. Met zijn vrijlatingspapier, zijn "Entlassungsshein" stapt Luc 's nachts door Anrwerpen. Hij komt thuis.
* HET GEHEIM VAN DE DUBBELE MUUR: uitgegeven in 1969 bij Reinaert uitgaven
Een jong koppel krijgt naast hun appartement een nieuwe gebuur. De man, een adjunct-commissaris De Clippeleire, is verschrikkelijk lelijk. Kort daarna trouwt de man. Door de dunne muur tussen beide appartementen kan elk gesprek meebeluisterd worden. Het hoofdpersonage- in dit boek als "ik"- is bezeten om ieder gesprek bij de buren af te luisteren. Het gespreksonderwerp waar de adjunct-commissaris en collega het steeds over hebben is 'Meneer Arseen'. Via een archivaris kan het koppel meer te weten komen over de diefstal van de Rechtvaardige Rechters in 1934. De auteur geeft hier nu een beknopt overzicht van die diefstal en het gerechtelijk onderzoek. Bij hun gebuur De Clippeleire wordt samen met collega Boelke druk overleg gepleegd over de mogelijke bergplaats van het gestolen schilderij. Zelf heeft het jonge koppel veel zin om deze diefstal op te lossen en bedenken verschillende plannen om het dossier bij De Clippeleire in handen te krijgen. Terwijl de adjunct-commissaris afwezig is om zijn zieke moeder te bezoeken, breekt hij in via de badkamervenster en kopieert de schetsen van Goedertier. Het testament van de overleden Tante laat hem een grote som geld na. Het koppel gaat een vakantie-weekend doorbrengen in Gent, op zoek naar het schilderij. Met de hulp van de overleden Goedertier- zoals in een droom- en de kennis van de schetsen denkt hij het gebouw gevonden te hebben waar het gestolen schilderij verstopt is. De volgende dag gaan ze dat gebouw, een winkel binnen. De oude man, huurder van het pand, denkt dat ze gestuurd zijn door de huiseigenares, om de verhuursovereenkomst te verbreken, zodat zij met veel winst het huis kan verkopen. Maar ons hoofdpersonage koopt tenslotte het huis zelf om het gestolen schilderij te kunnen ontdekken. Van zodra ze de sleutel hebben van hun nieuwe huis doorzoeken ze de bergplaats in de etalage maar het enige dat ze er vinden is de tilbury (tweewielig wagentje) zoals op de schetsen van Goedertier.
* DE ZEVENDE BRON VAN ZEVEN : uitgegeven in 1971 en opgedragen aan enkele vrienden van de Vlaamse Vriendenkring.
Letzeburg. Er wordt een drijfjacht georganiseerd op het domein van meneer Meissen door de vader van Pia voor vlaamse zakenrelaties en Letzeburgse notabelen. Pia vertelt deze gebeurtenis en de rest van het verhaal in een brief aan Luc waarin ze tevens haar liefde voor hem wil stopzetten. Tijdens deze klopjacht ontmoet ze Alain, een jongen van La Morch. Haar vader heeft het kasteeldomein La Morch gekocht. De grootvader van Alain heeft als concierge op het kasteel gewerkt tot de laatste La Mort daar vertrokken is. Op 21 maart, lenteequinox, verschijnen er tijdens een wandeling zeven bleke gedaanten aan Pia. Dit boek dat eerst een roman, een familiekroniek is, verandert in een mytisch, diepzinnig verhaal. Pia ontmoet Alain op de plaats waar ze de schimmen heeft gezien en wordt door grootvader uitgenodigd om het verhaal achter deze verschijningen te horen. Volgens de daar heersende legende heet La Morch "de Zevende bron van de zeven", door een verhaal van een vader, een ketter met zeven zonen, die moesten vluchten om de vuurdood te ontlopen.
* MOORD OP DE M.U.T : uitgegeven in 1972.
Op de redactie van M.U.T lopen verschillende karakters rond waartussen het geregeld tot een aanvaring komt. Zowel de Troelalieten als de Familie als de mensen van de lay-out leven niet op de beste voet met elkaar. Op een dag wordt de hoofdredacteur van de bende van Troelala (Jef Tierentijn) beschoten en de hoofdredacteur van Blik, Piet Canneel, is hoofdverdachte. Wanneer een vooringenomen politiecommisaris Piet Canneel laat inrekenen doet iedereen van Familie zijn best om het mysterie op te lossen. Grappige en spannende momenten wisselen elkaar af en goede intriges zorgen ervoor dat het boek leest als een trein. (M.U.T = Maatschappij voor het Uitgeven van Tijdschriften)
* UIT ALLE DALEN DER HERINNERING : uitgegeven in 1974; een autobiografisch werk.
Na een gesprek met zijn zoon Ben, student te Leuven, beslist Valère zijn leven neer te pennen en begint bij de manifestatie te Gent in 1922 toen hij als lid van de franstalige turnkring ging betogen tegen de verfransing van de Gentse universiteit. Herinneringen uit zijn tijd te Ronse bij de Kristen Volksbond, den Taap, worden aangehaald met veel heimwee. Hoe familieruzie's telkens werden bijgelegd met drank en zang, in typische Ronsische tweetaligheid. Dat hij voorzitter werd van de Vlaamse Oudstrijdersbond werd door zijn (half)broer niet met ontzag ontvangen. Valère had nooit gevochten in de oorlog en dan nog 'Vlaams'. Uitvoerig bespreekt hij zijn bibliotheek : wat zijn eerste boek was, vanwie hij boeken kreeg, welke belangrijk waren, de hoeveelheid, de verhouding tussen franse en vlaamse boeken. Met spijt en heimwee denkt hij terug aan zijn jonge jaren in de fabriek van zijn vader, aan de armoe van de wevers en bobijnsters en aan hun afhankelijkheid van de goedwil van de baas. Hoe hij door opslag te geven wou helpen en probeerde om de communicatie met andere fabrieken in het vlaams te laten gebeuren.
* BRAD YN Y BRYNIAU : uitgegeven in Wales in 1978. 'Verraad in de heuvels'.
* OP WEG NAAR MONTSEGUR: uitgegeven in 1978
Benoit, leraar aan een college, heeft tijdens de eindejaarsproclamatie en visioen over zijn moeder. Dit visioen speelt zich af in een Duits landschap. Zijn moeder is in 1947, toen hij nog kind was, weggegaan van thuis met een Amerikaanse soldaat. Vakantie. Benoit vertrekt naar Zuid-Frankrijk maar stopt eerst nog in Soignies, de geboorteplaats van zijn moeder. In het stadhuis vraagt en krijgt hij gegevens over de familie van zijn moeder. Deze familie is afkomstig uit Limoux. Hij reist er naartoe en overnacht in Magnac-Bourg. Een mysterieuse dwang drijft hem die streek op. Bij het ontbijt ontmoet hij een jong koppel. De vrouw doet hem denken aan zijn moeder. Hij vindt in haar grote gelijkenissen met zijn moeder. De vader van die vrouw heeft een macrobiotische boerderij in de omgeving van Limoux en hij belooft haar daar langs te gaan en de groeten van haar over te brengen. Na een tussenstop in Limoux en een kennismaking met de Blanquette, komt hij aan in Gary. In de hoeve merkt hij symbolen op van de Katharen, zoals een wit kruis met stompe krullen. In Gary woonden Katharen, waartegen in de 12°eeuw een kruistocht werd ondernomen. Als toerist bezoekt hij enkele dorpen in de streek en ontdekt een oude pastorie die te koop staat. Hij besluit de pastorie te kopen. Via de baas van de hoeve waar hij logeert, komt hij zijn lokale afstamming te weten. Zijn voorouders hadden allen slechts één dochter die bleef leven. Dit wordt bevestigd in het gemeentehuis van Foix waar hij dit ook laat onderzoeken. Het Duits landschap in zijn visioen in het college blijkt eigenlijk in een Lanquedoc burcht zich af te spelen, in de burcht van Queribus. Door het zoeken naar zijn voorouders komt hij te weten dat zijn moeder, minnares van Kart is geweest en omgekomen is in een brand 5 jaar geleden en dat de vrouw van het jonge koppel dat hij ontmoet heeft op zijn reis hierheen, eigenlijhk zijn zus is........
* HET HOOGLIED : uitgegeven in 1979 in de omnibus van het Davidsfonds 'Mijn dorp is de wereld'.
Martha verzorgt als kloosterzuster elke dag zieke en behoeftige mensen....
* BEVRIJD VAN ALLE NOOD : uitgegeven in 1984.
Sybillie en Helvida, 2 zussen en kanunnikessen uit Bergen, worden naar Awiria geroepen. Sybillie wordt gevraagd om Lutgardis bij te staan in een zevenjaarlijkse vasten. Voor ze haar kloostergelofte aflegde, had Sybillie de kans gekregen om te huwen met Arnold van Oudenaarde. Toch koos ze voor het kloosterleven. Maar door haar rationeel denken heeft ze het soms moeilijk om Lutgardis te begrijpen in haar visioenen.
* DE UITERSTE HOEKSTEEN : uitgegeven in 1985 als trilogie: Bijwijlen lief, bijwijlen leed - Ik ben zo wijd - Bevrijd van alle nood.
Het verhaal, een trilogie, speelt zich af in de middeleeuwen. Bijwijlen lief, bijwijlen leed. Sibyllie is de dochter van Gillis van Gaege en Maria van Pipenpoey. Als jong meisje op het ‘Blockhuys’ is ze vooral getekend door het vreemde voorval met het brood dat ze voor de armen gestolen en onder een boomstruik verstopt had, omdat ze door haar vader gevolgd werd. Toen ze het echter te voorschijn wou halen, lag er een stapeltje keien in de plaats. Aan dit ‘wonder’ zal ze geregeld herinnerd worden en het zal mede haar toekomst bepalen. Sibyllie van Gaege treed samen met haar zus binnen in het kapittel van St.Waltrudis te Bergen. Ze zijn afstammelingen van hoge adel, afstammelingen van Karel de Grote. Twee tanten zijn daar ook. Het is geen kloostergemeenschap zoals ze zich het hadden voorgesteld maar hier is er een grote vrijheid en geen materiële tekorten. Ook de gelofte bij de intrede is niet bindend. Hun vader heeft reeds een schenking gedaan aan het kapittel.......
----------------------------------------------------------------------------------------------
Aantekeningen
* Vermelding van zijn geboorte in De Verbroedering van 14 april 1912.
* In jan 1943 geeft Valère Depauw een lezing over zijn werken te Gent in de Federatie van Vlaamse kunstenaars.
( 't Volk van Ronse, 23.1.1943)
* Opmerkelijke tekst in het begin van zijn boek Het geheim van de dubbele muur: "....die het verhaal bevolken zijn echter fictief. Dit geldt zeker voor de enkele klabakken, die er een rol in spelen. De auteur verklaart dit nadrukkelijk, want hij heeft reeds meer dan genoeg ellende gehad met het gerecht en deszelfs dienaren."
____________________________________
(1) www.schrijversgewijs.be
(2) Alfred Jean Louis Vindevogel, °Petegem, 1.12.1891, was onderwijzer en voorzitter van het Davidsfonds te Ronse. Hij overlijdt te Ronse, 28.6.1969. Leo Vindevogel was zijn neef.
(3) Valère Depauw, Tavi, Leuven, Davidsfonds, 1979 (voorwoord)